-
1 mit seinem Geld wüsten
mit seinem Geld wüsten -
2 funnel funds
geld verkwisten -
3 play ducks and drakes with
geld verkwisten -
4 throw about money
geld verkwisten -
5 wüsten
wüsten1 woest, losbandig omgaan♦voorbeelden:mit seiner Gesundheit wüsten • met zijn gezondheid spotten -
6 in die Vollen gehen
in die Vollen gehen -
7 voll
♦voorbeelden:voll besetzt • helemaal bezet, voletwas voll füllen • iets helemaal vullenden Kopf voll haben • diep in de zorgen zittenvoll laufen • vollopen, -stromendas Boot schlägt voll • de boot slaat voletwas voll stopfen • iets volproppen, -stoppenaus dem Vollen leben • royaal levener kann aus dem Vollen schöpfen • hij zit goed in de slappe wasim Vollen leben • in luxe levenins Volle greifen • het er goed van nemenvoll und bei segeln • vol en bij zeilen2 ein voller Erfolg • een compleet, volledig succesaus vollem Halse, voller Kehle singen • uit volle borst zingennicht mehr voll arbeiten • geen volle dagtaak meer hebbenvoll und ganz • geheel en al -
8 money burns holes in one's pocket
geld brandt in zijn zakken (wil het spoedig verkwisten)English-Dutch dictionary > money burns holes in one's pocket
-
9 nettoyer
nettoyer [netwaajee]♦voorbeelden:1 nettoyer à sec • chemisch reinigen, stomense faire nettoyer au poker • uitgekleed worden bij het pokerenv1) schoonmaken, reinigen2) ontruimen, leegmaken3) verkwisten -
10 overspend
v. te veel uitgeven (geld), te veel verkwisten (geld)overspendI 〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord; wederkerend werkwoord〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
11 spend
v. over de balk gooien, uitgeven; besteden, doorbrengen; uitputtenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitgeven ⇒ spenderen, besteden♦voorbeelden:spend oneself in friendly words • zich uitputten in vriendelijke woorden -
12 splurge
n. drukte, een vertoning geven--------v. drukte/vertoon maken; geld verspillensplurge1[ splə:dzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————splurge21 (geld) verspillen/verkwisten ⇒ zich te buiten gaan♦voorbeelden: -
13 overspending
n. te veel uitgeven (geld), te veel verkwisten (geld) -
14 dissipate
v. uit elkaar drijven, uit elkaar gaan; verbannen, verdrijven[ dissippeet]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verdrijven ⇒ verjagen, doen verdwijnen♦voorbeelden: -
15 splash
adv. geklater, geplas, geplons, plons; klets, kwak--------n. plons, vlek, spat--------v. spatten; plassen, rondspetteren; klateren; bespattensplash1[ splæsj]1 plons♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————splash2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————splash3〈 bijwoord〉 -
16 prodigalize
v. verkwisten van geld -
17 dilapider
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский